Twee
Drie dagen later zat ik in een koel kantoor met ma, Cole en een kerel met een grauw gezicht en een donkerblauw pak. Het kantoor was op de bovenste verdieping van het politiebureau van Bow Green en de man in het donkerblauwe pak was de politieman die het contact onderhield met onze familie - rechercheur Robert Merton.
Het was vrijdagochtend negen uur.
Het was niet de eerste keer dat we Merton ontmoet hadden. Woensdagochtend, nadat de politie ons op de hoogte had gebracht van Rachels dood, was hij een tijdje bij ons thuis geweest en had hij met ma gesproken. Op donderdag was hij opnieuw langsgekomen en deze keer had hij met ons allemaal gepraat. Hij had ons verteld wat er met Rachel gebeurd was, wat ons nu te wachten stond en wat er in de toekomst misschien gebeuren zou. Hij had vragen gesteld. Gezegd hoe erg hij het vond. Geprobeerd ons te troosten. Geprobeerd te helpen. Hij had ons folders en brochures gegeven, gepraat over rouwverwerking en slachtofferhulp en nog honderd andere dingen die niemand van ons wilde horen.
Bla bla bla.
Meer was het niet.
Een hoop gepraat.
Het betekende niets. Het was gewoon rechercheur Merton die zijn werk deed. Dat wisten we. Maar we wisten ook dat hij en zijn werk niet in ons huis hoorden. Hij was van de politie. Hij droeg een pak. Hij praatte te veel. Daar zaten we allemaal niet op te wachten, dus toen hij donderdagavond belde om opnieuw een afspraak te maken, zei ma dat we naar hem toe zouden komen.
'Dat hoeft echt niet, Mary,' had hij gezegd.
'We zijn er om negen uur,' had ma geantwoord.
Daarom zaten we nu aan zijn te kleine bureau en wachtten we af wat hij deze keer te melden zou hebben.
Hij maakte een vermoeide indruk. Zijn schouders waren gebogen, zijn ogen dik en ik had het idee dat hij veel liever ergens anders geweest zou zijn. Terwijl hij een kartonnen map uit een la haalde en op zijn bureau legde, zag ik hem naar een gepaste uitdrukking zoeken.
'En, Mary,' zei hij ten slotte met een sombere glimlach. 'Gaat het een beetje?'
Ma staarde hem aan. 'Mijn dochter is dood. Hoe denk je dat het met me gaat?'
'Sorry, ik bedoelde niet...' Zijn glimlach was geforceerd en opgelaten. 'Ik bedoelde meer of het een beetje gaat met de belangstelling van de media.' Hij kneep zijn ogen samen tot spleetjes. 'Ik hoorde dat er gisteren een probleempje was.'
Ma schudde haar hoofd.
'Nee?' Merton keek eerst naar Cole en toen weer naar ma. 'Een tv-verslaggever beweert dat hij gemolesteerd is.'
'Hij kwam op ons terrein.' Ma haalde haar schouders op. 'Cole heeft hem er weer af geschopt.'
'Juist, ja.' Merton wierp opnieuw een blik op Cole. 'Het is waarschijnlijk beter om dat soort zaken aan ons over te laten. Ik snap dal jullie niet willen dat er mensen rondsnuffelen, maar soms kunnen de media heel nuttig zijn. Het is beter om ze niet tegen je in het harnas te jagen.'
Cole zei niets en staarde uitdrukkingsloos naar de grond.
'Als ze te opdringerig worden, laat het me dan weten,' zei Merton en hij glimlachte. 'Ik kan geen wonderen beloven -'
'Zeg dat ze bij ons uit de buurt moeten blijven,' zei Cole zacht.
'Als er weer iemand op het terrein komt, schop ik hem verrot.'
Mertons glimlach verdween. 'Hoor eens, Cole, ik zal mijn best doen om jullie privacy te beschermen, maar ik raad je ten sterkste aan om zelf niets te ondernemen -'
'O ja?'
'Ik meen het.'
'Ik ook.'
Merton werd rood. Hij deed zijn mond open om iets te zeggen, maar zag toen Coles uitdrukking en bedacht zich.
Dat kon ik hem niet kwalijk nemen.
Sinds Rachels dood had Cole zich zo ver in zichzelf teruggetrokken dat het moeilijk te zeggen was of hij nog wel iets voelde. Hij liet in elk geval niets blijken. Geen verdriet, geen rouw, geen woede, geen haat. Het was beangstigend.
'Ik maak me zorgen om hem,' had ma eerder die ochtend gezegd. 'Heb je zijn ogen gezien? Er ontbreekt iets. Zo keek je vader ook altijd, vlak voor hij weer eens begon te knokken. Alsof het hem niks uitmaakte of hij bleef leven of niet.'
Ik wist dat ze gelijk had en Merton wist dat ook. Daarom deed hij alsof hij het dossier op zijn bureau bestudeerde. Hij probeerde de blik in Coles ogen te vergeten, maar dat lukte niet al te best. Zo'n blik vergeet je niet een twee drie.
'Goed,' zei hij na een tijdje tegen ma. 'Het was heel vriendelijk van je om hierheen te komen, Mary, maar je had echt geen moeite hoeven doen. Zoals ik al eerder gezegd heb, vind ik het helemaal niet erg om bij jullie langs te gaan. Daarom zit ik hier. Als jullie iets nodig hebben, op welk moment van de dag of nacht dan ook -'
'We redden ons wel,' zei ma. 'We worden liever met rust gelaten. Maar evengoed bedankt.'
'Ja, natuurlijk.' Merton glimlachte. 'Maar als je je mocht bedenken -'
'Dat gebeurt niet.'
Merton keek ma even aan en knikte toen. 'Goed. Nou, ik geloof dat ik al door de telefoon gezegd heb dat je zwager het lichaam van Rachel formeel geïdentificeerd heeft.' Hij zweeg even, alsof hij daar over nadacht. 'Hij is gisteren naar Plymouth gereden, nietwaar?'
'Woensdag,' zei ma.
'Sorry?'
'Joe is woensdagavond al gegaan en gisterochtend teruggekomen.'
'Heb je hem gesproken?'
Ma knikte.
Merton wachtte, maar toen ze verder niets zei richtte hij zijn aandacht weer op zijn dossier en begon hij papieren door te bladeren. 'Nou, ik wilde nog een of twee dingetjes met jullie doornemen, als dat goed is.' Hij keek op. 'Ik weet dat het moeilijk is, maar in het beginstadium van een onderzoek is het cruciaal om zovcel mogelijk informatie te verzamelen. Bovendien lijkt het ons goed om jullie op de hoogte te houden van de stand van zaken.' Hij keek naar mij. 'Als Ruben er niet bij wil blijven, kunnen we vast wel-'
'Ik blijf,' zei ik.
Hij glimlachte eerst nogal neerbuigend, maar keek toen vragend naar ma, alsof hij wilde weten wat zij ervan vond.
'Ruben weet wat er gebeurd is,' zei ze. 'Hij heeft het ergste al gehoord. Als er nog meer te vertellen is, heeft hij het recht om dat te weten. Hij is veertien. Hij is geen kind meer.'
'Nee, natuurlijk niet,' zei Merton, met een blik op het dossier. Ik merkte dat hij het niet leuk vond, maar hij kon er weinig aan doen. Hij haalde wat papieren uit de map, bestudeerde ze even, zette toen ren leesbril op en begon de hele zaak opnieuw door te nemen.
We hadden het allemaal al minstens tien keer gehoord. Dezelfde vragen, dezelfde antwoorden.
Ja, Rachel was negentien jaar oud.
Nee, ze had geen werk.
Ja, ze woonde samen met de rest van het gezin in Canleigh Street, Londen, in het pand van Ford & Zonen, Auto-onderdelen.
Nee, ze had geen vijanden.
Nee, ze had geen vriendje.
En toen dezelfde simpele feiten:
Op vrijdag 14 mei was Rachel met de trein naar Plymouth gegaan voor een bezoekje aan een oude schoolvriendin, Abbie Gorman. Abbie woonde met haar man in het dorpje Lychcombe op Dartmoor. Op de avond van 18 mei was Rachel op de terugweg gegaan naar Londen, maar daar nooit aangekomen. Haar lichaam was de volgende ochtend gevonden op een afgelegen plek in de heuvels, zo'n anderhalve kilometer van Lychcombe. Ze was verkracht, mishandeld en gewurgd.
Simpel.
Feiten.
Ik keek naar ma. Ze huilde niet - ze was allang uitgehuild - maar haar gezicht leek wel duizend jaar oud. Ze was uitgeput. Ze had drie nachten niet geslapen. Haar huid was droog en bleek, haar zachte zwarte haar dof en haar blik star en gekweld.
Ik pakte haar hand.
Coles donkere ogen leken bijna zwart. Ik had geen idee wat hij dacht.
'Tot dusver verloopt het onderzoek voorspoedig, maar er is nog een hoop te doen,' zei Merton. 'De technische recherche denkt dat ze iets zullen vinden en het onderzoeksteam werkt momenteel tientallen getuigenverklaringen door. We doen al het mogelijke om erachter te komen wat er met Rachel gebeurd is, maar we moeten nou eenmaal bepaalde procedures volgen en die kosten helaas lijd.'
'Hoeveel tijd?' vroeg ma.
Merton tuitte zijn lippen. 'Dat is lastig te zeggen...'
'Waar is ze nu?'
'Pardon?'
'Rachel - waar is ze?'
Merton aarzelde even. 'Haar lichaam... het lichaam van je dochter... bevindt zich momenteel in het kantoor van de lijkschouwer in Plymouth.'
'Ligt ze in een kantoor?’
'Nee, nee...' Merton schudde zijn hoofd. 'In een mortuarium, uiteraard. De lijkschouwer gaat over het gerechtelijk vooronderzoek en de sectie -'
'Wanneer krijgen we haar terug?'
'Sorry?'
Ma boog zich voorover in haar stoel. 'Ik wil mijn dochter terug, meneer Merton. Ze is nu al drie dagen dood. Ik wil haar begraven, ze zou daar niet moeten liggen, alleen, in een gebouw dat ze niet kent. Ze heeft al genoeg doorgemaakt. Die extra ellende verdient ze niet.'
Merton wist niet wat hij moest zeggen. Hij keek naar ma, naar Cole en toen weer naar ma. 'Ik begrijp wat je bedoelt, Mary, maar ik ben bang dat het niet zo eenvoudig is.'
'Waarom niet?'
'Nou, we moeten rekening houden met allerlei praktische zaken.'
'Zoals?'
'Sporenonderzoek, bijvoorbeeld. Sommige tests zijn heel ingewikkeld en vergen veel tijd. Ik besef dat het geen prettig beeld is, maar we kunnen veel te weten komen aan de hand van Rachels lichaam. Dat kan ons een hoop vertellen over wat er gebeurd is en zodra we dat eenmaal weten, maken we ook een veel grotere kans om de dader te pakken te krijgen.'
De Dode Man heeft het gedaan, dacht ik. De Dode Man. Die zul je nooit meer vinden.
'Simpel gezegd,' vervolgde Merton, 'zal de lijkschouwer het lichaam van je dochter pas vrijgeven als hij ervan overtuigd is dat het niet langer benodigd is voor het onderzoek. Helaas duurt dat vaak lang, zeker als er nog niemand is opgepakt. Als eenmaal een arrestatie is verricht, mogen de advocaten van de dader om een tweede, onafhankelijke sectie vragen. Zodra die verricht is, geeft de lijkschouwer het lichaam meestal vrij. Als er nog niemand is opgepakt maar de politie wel in de nabije toekomst een aanhouding verwacht, geeft de lijkschouwer het lichaam nog niet vrij, in afwachting van de tweede sectie die dan hoogstwaarschijnlijk verricht zal worden. Sorry dat het allemaal zo ingewikkeld is,' zei Merton, 'maar het zou wel eens drie of vier maanden kunnen duren voor Rachels lichaam wordt vrijgegeven.'
'En als de moordenaar gevonden wordt?' vroeg Cole. 'Hoe lang duurt het dan?'
'Tja, dat is ook moeilijk te zeggen... maar hoe eerder we de dader vinden, hoe eerder we Rachels lichaam kunnen vrijgeven.'
Cole knikte zwijgend.
Merton keek even naar zijn papieren, zette toen zijn leesbril af en wreef in zijn ogen. 'Ik besef dat dit een vreselijke tijd voor jullie is,' zei hij, 'maar we zullen al het mogelijke doen om jullie te helpen met de verwerking van jullie verlies.' Hij zweeg even en vervolgde toen: 'Als er problemen zijn in verband met jullie overtuigingen...'
'Onze wat?' zei ma.
'Overtuigingen... jullie geloof...'
'Waar heb je het over?'
Merton wierp opnieuw een blik op zijn papieren. 'Je man,' zei hij aarzelend. 'Barry John...'
'Baby-John,' verbeterde ma hem. 'Wat is er met hem?'
'Hij is toch een Roma?' Merton leek nogal opgelaten. 'Klopt dat? Roma? Of is het Sinti?' Hij glimlachte opgelaten. 'Sorry, ik weet niet waaraan jullie de voorkeur geven...'
'Hij is een zigeuner,' zei ma simpelweg. 'Wat heeft dat ermee te maken?'
'Nou, ik dacht... ik bedoel, bepaalde culturen hebben zo hun eigen gewoontes als het om begrafenissen gaat...' Zijn stem stierf weg en hij keek naar ma, in de hoop dat ze hem te hulp zou schieten, maar dat gebeurde niet. Ze staarde hem alleen maar aan en Merton haalde ongemakkelijk zijn schouders op. 'Sorry, ik wilde je niet voor het hoofd stoten. Ik probeer alleen maar te begrijpen waarom je je dochter zo vlug wilt begraven.'
'Mijn man is zigeuner. Ik niet,' zei ma. 'Hij zit in de gevangenis, zoals u ongetwijfeld weet. Ik niet. Ik wil mijn dochter begraven omdat ze dood is. Dat is alles. Ze is mijn dochter. Ze is dood. Ik wil haar naar huis halen en haar begraven. Is dat zo moeilijk te begrijpen?'
'Nee, nee, natuurlijk niet. Het spijt me -'
'En als u zich zo druk maakt om mijn man,' voegde ma eraan toe, 'waarom laat u hem dan niet tijdelijk met verlof gaan, zodat hij de begrafenis kan bijwonen?'
'Dat is aan de gevangenisdirectie. Als die denkt dat hij een gevaar vormt -'
'John vormt voor niemand een gevaar.'
'Hij zit wel een gevangenisstraf uit wegens doodslag, Mary.'
Cole stond op. 'Vooruit, ma, laten we gaan. We hoeven niet naar deze bullshit te luisteren. Ik zei toch dat het tijdverspilling was?'
Merton keek hem boos aan. 'We doen ons best, Cole. We proberen erachter te komen wie je zus vermoord heeft.'
'Je snapt het niet, hè?' zei Cole zachtjes. 'Het kan ons niet schelen wie haar vermoord heeft. Ze is dood. Het doet er niet toe wie het gedaan heeft, of waarom, of hoe ze is gestorven - ze is dood. Dood is dood. Daar kan niemand iets aan veranderen. Niemand. We willen haar alleen maar begraven. Dat is het enige wat we kunnen doen - haar naar huis halen en dan proberen verder te gaan met ons leven.'
Cole zei niets toen we terugliepen en ma was te moe en te leeg om te kunnen praten. Terwijl we door de vertrouwde achterafstraatjes sjokten, in het wazige meizonnetje, zoog ik de stilte in me op en liet ik mijn gedachten gaan over de dingen die ik wist en de dingen die ik niet wist.
Ik wist dat de Dode Man Rachel vermoord had.
Ik wist niet wie hij was of waarom hij het gedaan had, maar ik wist dat hij dood was.
Ik wist niet waarom hij dood was.
Ik wist niet wat het betekende.
Ik had het nog niet aan ma of Cole verteld en ik wist ook niet wanneer - en of - ik dat zou doen.
Ik wist ook niet wat dat betekende.
Maar wat ik vooral niet wist was hoe ik over Rachel dacht. Na die avond in de Mercedes, toen ik alleen een zwarte leegte had gevoeld, waren mijn hoofd en hart verzadigd geraakt van alle gevoelens die je je maar kunt indenken. Sommige had ik nooit eerder gevoeld, ik voelde me ziek en leeg en vol leugens. Ik wilde iemand haten, maar wist niet wie. Ik was overal en nergens. Ik was verdwaald.
Toen we thuiskwamen ging Cole regelrecht naar zijn kamer, zonder een woord te zeggen. Ik volgde ma naar de keuken en zette thee. We gingen aan de keukentafel zitten en luisterden naar de gedempte geluiden uit Coles kamer. Afgemeten voetstappen, lades die open- en dichtgedaan werden...
'Hij gaat naar Dartmoor, hè?' zei ik tegen ma.
'Dat denk ik wel.'
'Lijkt je dat een goed idee?'
'Weet ik niet, schat. Ik denk niet dat het veel uitmaakt wat ik ervan vind. Je weet hoe hij is als hij iets in zijn hoofd heeft.'
'Wat zou hij daar willen doen?'
'Uitvissen wie het gedaan heeft, lijkt me. Hij wil erachter komen wie Rachel vermoord heeft, zodat we haar naar huis kunnen halen.'
'Zou dat het enige zijn wat hij wil?'
'Nee.'
Ik liet mijn blik door de keuken gaan. Die was altijd al mijn favoriete ruimte geweest. Groot en oud en warm, met een hoop dingen om naar te kijken. Foto's en ansichtkaarten, kindertekeningen, porseleinen eenden, gebloemde borden, vazen en kannen, hangplanten in de grote erker...
Ik keek hoe het zonlicht naar binnen stroomde.
Ik had liever gehad dat het grijs was.
'Zal ik met hem meegaan?' vroeg ik aan ma.
'Dat wil hij vast niet.'
'Weet ik.'
Ze glimlachte. 'Ik zou het wel fijn vinden.'
'En jij?' vroeg ik. 'Vind je het niet erg om alleen te zijn?'
Ze schudde haar hoofd. 'Er is op het moment toch weinig te doen. Oom Joe vindt het vast niet erg om een paar daagjes te komen logeren en de zaak te runnen.'
'Ik had het niet over de zaak.'
'Weet ik.' Ze legde haar hand op mijn arm. 'Maak je om mij geen zorgen. Ik denk dat het me juist goed zou doen om een tijdje alleen te zijn.'
'Weet je dat zeker?'
Ze knikte. 'Maar laat af en toe iets van je horen. En hou Cole in de gaten. Zorg ervoor dat hij geen domme dingen doet.' Ze keek me aan. 'Hij luistert naar jou, Ruben. Hij vertrouwt je. Ik weet dat hij dat niet laat blijken, maar het is wel zo.'
'Ik zal op hem passen.'
'En probeer hem zover te krijgen dat hij het goed vindt dat je meegaat. Dat zal het er een stuk gemakkelijker op maken - voor jullie allebei.'
Ik wist dat hij het nooit goed zou vinden, maar besloot toch een poging te wagen.
Toen ik zijn kamer binnenkwam, zat hij op bed en rookte een sigaret. Hij droeg een t-shirt en een spijkerbroek en zijn jack lag over een kleine leren rugzak op de grond.
'Hoi,' zei ik.
Hij knikte.
Ik keek even naar de rugzak. 'Ga je ergens naartoe?'
'Het antwoord is nee.'
'Nee wat?'
'Nee, je mag niet met me mee.'
Ik ging naast hem zitten. Hij sloeg as af in de asbak op zijn nachtkastje en ik glimlachte naar hem.
'En je hoeft ook niet zo naar me te kijken,' zei hij. 'Ik verander heus niet van gedachten.'
'Ik heb nog niets gevraagd.'
'Denk je soms dat jij de enige bent die gedachten kan lezen?'
'Jij, gedachten lezen?' zei ik. 'Je kan niet eens de krant lezen.'
Hij keek me even aan, maar rookte toen verder en ik bestudeerde zijn gezicht. Dat deed ik graag: het was een goed gezicht om te bestuderen - zeventien jaar oud, donkere ogen, kalm en zuiver. Zo'n gezicht dat doet wat het zegt. Het gezicht van een duivelse engel.
'Je zult me nodig hebben,' zei ik.
'Wat?'
'Als je naar Dartmoor gaat. Dan heb je mij nodig om voor je te zorgen.'
'Als er voor iemand gezorgd moet worden, is het ma.'
'Waarom ga je dan weg?'
'Ik ga Rachel halen. Alleen op die manier kan ik voor ma zorgen. Jij kunt dat doen door hier te blijven. Ik kan niet met haar praten, Rube. Ik weet niet wat ik tegen haar moet zeggen. Ik moet iets doen'
Even toonde hij iets van emotie en begon ik wat te voelen, maar voor ik het thuis kon brengen had hij zichzelf weer in de hand en onderdrukte hij het. Cole was goed in dingen onderdrukken. Hij doofde zijn sigaret en stond op.
'Hoe wilde je het aanpakken?' vroeg ik.
'Wat aanpakken?'
'Uitvissen wat er gebeurd is.'
'Weet ik nog niet... ik bedenk wel iets.'
'Waar wil je logeren?'
Hij haalde zijn schouders op. 'Ik vind wel wat.'
' Hoe wilde je er komen?'
'Met de trein.'
'Wanneer ga je?'
'Als ik zover ben. Nog meer vragen?'
'Ja. Waarom wil je niet dat ik meega?'
'Dat heb ik al gezegd -'
'Ik ben niet achterlijk, Cole. Ik weet wanneer je liegt. En jij weet net zo goed als ik dat ma heus niemand nodig heeft om haar hand vast te houden. Waarom wil je nou echt niet dat ik meega?'
Hij liep naar de tafel bij het raam, pakte wat spullen en stopte die in zijn rugzak. Hij pielde een tijdje met de rugzak, maakte hem dicht, weer open en weer dicht, staarde naar de grond, draaide zich om en keek me aan. Ik weet niet of hij iets wilde zeggen, want op dat moment ging beneden de telefoon.
We luisterden allebei aandachtig. Het gerinkel hield op en we hoorden het gemurmel van ma's stem.
'Pa?' vroeg Cole.
'Zo te horen wel.'
'Ik wil hem ook nog even spreken voor ik ga.'
Hij pakte zijn rugzak en ging de kamer uit.
'Tot later,' zei ik.
Ja.
Hij keek niet om terwijl hij wegliep.
Ik maakte me geen zorgen. Ik wist wat hij ging doen.
Terwijl Cole met pa belde, checkte ik een paar dingetjes op internet, propte haastig wat kleren in een tas, ging bij het slaapkamerraam staan en wachtte af.
Na een tijdje kwam Cole naar buiten en liep naar een stapel autowrakken aan de andere kant van het terrein. Hij droeg zijn jack en had zijn rugzak bij zich. Hij haalde een sleuteltje uit zijn zak en opende de kofferbak van een uitgebrande Volvo onder op de stapel. Na vlug over zijn schouder te hebben gekeken, bukte hij zich en rommelde in het verste hoekje van de kofferbak. Hij vond al snel wat hij zocht, deed iets in zijn rugzak en iets anders in de zak van zijn jack, kwam weer overeind, sloeg de kofferbak dicht en liep naar de poort van het terrein.
Ik wachtte tot hij uit het zicht verdwenen was, pakte toen mijn tas en ging de trap af. Ma wachtte in de keuken.
'Alsjeblieft,' zei ze en gaf me zo'n tweehonderd pond uit haar portemonnee. 'Meer heb ik op het moment niet in huis. Denk je dat het genoeg is?'
'Cole heeft voldoende geld,' zei ik.
'Goed zo. Weet je welke trein hij wil nemen?'
'Dat heeft hij niet gezegd, maar de volgende trein naar Plymouth gaat om vijf over halftwaalf. Die zal het wel zijn.' Ik vouwde de bankbiljetten op en stopte ze in mijn zak. 'Hoe is het met pa?'
'Goed. Ik moest je de groeten doen.' Ze keek op de klok: kwart voor elf. Ze liep naar me toe en omhelsde me. 'Ik zou maar gaan als ik jou was.'
'Weet je zeker dat je het alleen af kunt?'
Ze streek door mijn haar. 'Maak je over mij niet druk. Zorg er nou maar voor dat Cole zich niet al te erg in de nesten werkt en dat jullie allebei heelhuids terugkomen.'
'Ik zal mijn best doen.'
De zon scheen nog steeds toen ik ook naar de uitgang van het terrein liep, de straat op. Ik was benieuwd hoe het weer zou zijn op Dartmoor. Ik was benieuwd hoe alles zou zijn op Dartmoor.
Een taxi zette net iemand af aan het eind van de straat. Ik wachtte tot de passagier betaald had, stapte in en zei tegen de chauffeur dat hij me naar Paddington Station moest brengen.